Daantje Elisabeth Woudenberg

Over het maakproces tot nu toe + resultaat
In het begin van het proces liep ik steeds vast. Ik kwam niet verder dan mijn boosheid, verwijten en een gevoel van onmacht omdat mijn moeder er geen blijk van geeft dat het haar iets kan schelen. Ik heb toen besloten om eerst de taal los te laten en mijn onderzoek te beginnen met beeldend werk. Mijn moeder is erg muzikaal en kan goed piano spelen; het leek me goed om daar iets mee te doen. Ik heb toen pianopartituren van Bach gekocht op markplaats en heb daar een aantal vluchtige portretten op geschetst in aquarel. Dat maakte iets los in me, gaandeweg kwamen er meer woorden.

Ook heb ik een aantal opstellingen gedaan met kleine poppetjes, om wat meer inzicht te krijgen in hoe mijn moeder zich positioneert binnen systemen waar ze deel van uitmaakt, of deel van uitgemaakt heeft in haar leven.

Ik ben lukraak gaan schrijven. Een rode draad kon ik er in eerste instantie niet in ontdekken, wat wel frustrerend was omdat ik uiteindelijk toch met een eindresultaat op de proppen moet komen.

Wat heel duidelijk naar voren is gekomen, is hoe ontzettend weinig ik weet van mijn moeder, en hoe moeilijk het is om iets over haar te weten te komen. Mijn moeder en ik hebben nauwelijks contact met elkaar en die zeldzame keer dat we elkaar spreken, is het oppervlakkig. Ik ervaar het als onmogelijk om dat te doorbreken en met haar te spreken over haar en haar leven. Ze vertelt over het algemeen een paar dingen, en die herhaalt ze voortdurend. Als ik erop doorvraag, herhaalt ze simpelweg wat ze al zei en valt het gesprek dood. Zo’n gesprek is dan niet eens ruzie-achtig, ik denk eerder aan woorden als ‘tam’ en ‘murw geslagen’. Het komt op me over alsof mijn moeder zichzelf voor de wereld verbergt, geen plek inneemt, haar eigen bestaansrecht zo klein mogelijk maakt.
Je zou dus kunnen zeggen dat mijn beeld van mijn moeder in nevelen is gehuld.

Uit alle notities heb ik woorden en zinnen en fragmenten geselecteerd. Ik kwam tot vijf ‘domeinen’, vijf aspecten van mijn beeld van mijn moeder. Bij elk domein bleek ook een kleur te horen. Deze domeinen verwerk ik nu tot gedichten.

De vijf domeinen zijn:

Lichtgeel: fijngevoelig, kwetsbaar, elegant, knap.

Donkerrood, richting aubergine: zeer getalenteerd en eenzaam; teleurgesteld in de wereld. Heeft zich daarbij neergelegd.

Oranje: stuurloos, vastzittend, onflexibel; vluchteling, eenzaam.

Groen: klein, slap, laf. Beschadigd.

Donkergeel: onbereikbaar; niet openstaand; alsof ze in oorlog is of bezet, en dat ontkent.

 

Deelnemen aan ‘Beeld van mijn moeder’

Toen ik werd gevraagd voor dit project, dacht en voelde ik meteen een nadrukkelijk ‘ja’. Ik verlangde er hevig naar om op deze manier aan de slag te gaan met mijn moeder.
In de relatie met mijn moeder ervaar ik gebrokenheid, er is veel misgegaan in het gezin waarin ik ben opgegroeid, er was sprake van misbruik en mishandeling. De band tussen mijn moeder en mij is al vroeg ernstig verstoord geraakt. Hoe ouder ik word, hoe dieper ik besef wat de impact van deze beschadigde moeder-kind-verbinding is op hoe ik mij als mens en als moeder ontwikkel.
Als kunstenaar / schrijver beschouw ik mezelf als een laatbloeier. En de echte bloei moet, zo ervaar ik dat, nog komen.
Er zit in mij een grote angst en terughoudendheid om het schrijversschap / kunstenaarsschap voluit te omarmen en te leven. Faalangst is mij niet vreemd, maar dat woord dekt voor mij de lading niet helemaal van de angst. Het heeft te maken met levenslust en een onvermogen om dat te laten stromen, een onvermogen om te vertrouwen op mijn eigen kunnen en te vertrouwen op steun van mijn omgeving. Al lang werk ik aan het genezen van de wonden die hieronder schuil gaan.  Deelname aan dit project maakt daar onderdeel van uit. Het was voor mij een logische stap om te zetten, en nu ik er eenmaal midden in zit, ben ik verwonderd over wat er gebeurt. Ik leer ontzettend veel, dingen vallen op hun plek, ik ervaar heling zowel in mezelf als in familierelaties.

De keuze voor een pseudoniem

Toen ik me een voorstelling probeerde te maken van deelnemen onder mijn eigen naam, klapte er van alles dicht in me. Het zou te heftig zijn, het zou te veel commotie veroorzaken binnen de familie en ik zou me onvrij voelen om te laten zien wat ik wil laten zien.
Vandaar dat ik koos voor de noodgreep van te werken onder een pseudoniem.
Dit heeft als nadeel dat het erg moeilijk wordt om met bezoekers, geraakten, geïnteresseerden in gesprek te gaan over mijn werk. Dat is een pijnpunt eraan, ik ben als maker erg benieuwd hoe mensen mijn werk zullen ontvangen en beschouwen, zou het ook fijn vinden om erover van gedachten te wisselen. Nu kan deze wisselwerking met publiek er niet zijn, ik ben anoniem.

Verwachtingen

Wat ik vooral verwachtte van dit project, is dat ik een heftig maar mooi proces in zou gaan.
Die verwachting is uitgekomen, en het is nog veel rijker en diepgaander dan ik had voorzien.
Waar ik vooraf niet heel erg over heb gedacht, is wat het zou doen met mijn ontwikkeling als kunstenaar / schrijver. Ik ontdek en ontwikkel van alles, waarover ik me verwonder en waar ik erg dankbaar voor ben. Nieuwe werkwijzen, onderzoeksmethoden die voor mij werken, vertrouwen op mijn intuïtie, weten wanneer ik dingen kan laten rusten.
Terwijl ik dit schrijf, is mijn werk nog niet af. Het blijft spannend en mijn interne criticus is druk bezig met het stellen van oordelende vragen: doe ik het wel goed? Lever ik geen prutswerk? Hou ik mezelf niet voor de gek met dit alles? Gaat iemand dit navelstaren echt serieus nemen? Et cetera.
Gelukkig kan ik daar aardig doorheen kijken, en heb ik de moed om prutsen en navelstaren te omarmen als noodzakelijke fases van het creatieproces.

De onmogelijkheid van portretteren

Met beeld van mijn moeder  wil ik graag recht doen aan wie mijn moeder is. Maar in hoeverre is dat mogelijk? Doordat het contact met mijn moeder slecht is en ik mijn moeder al jaren nauwelijks spreek, word ik tijdens dit project met mijn neus op de feiten gedrukt: ik weet verdomd weinig van mijn moeder. Maar tegelijkertijd weet ik toch ook wel veel, doordat ze in mijn jeugdjaren een belangrijke persoon was in mijn leven. Ik worstel en goochel met het verschil tussen de moeder die ze was en is, en de mens die ze is.
Ik zet me over de angst heen dat ik zowel mijn moeder als mijzelf tekort doe. En ik leg me neer bij het feit dat elke visie een unieke, fragmentarische (en dus beperkte) visie is.

Voorbij de boosheid, voorbij de pijn

Er zit zoveel boosheid en pijn in me! Er is mij pijn en onrecht aangedaan en mijn moeder speelde een prominente rol in die hele geschiedenis. Laat ik zeggen dat ze zeer loyaal was en is aan wie mij pijn en onrecht aandeed, en nauwelijks loyaliteit opbracht voor mij. Zij nam en neemt mij niet serieus, wil gezellig  moedertje-dochtertje spelen, praten over koetjes en kalfjes en zwijgen over wat er gebeurd is vroeger. Toen ik het misbruik binnen het gezin aan de kaak stelde, verdedigde zij de dader zonder met mij in gesprek te gaan. Daarvoor heeft ze nog nooit haar excuses aangeboden.

Nu ik deze zinnen schrijf, voel ik weer hoe ontzettend boos ik ben op mijn moeder.
Wat het moeilijkst was en is voor mij bij het werken aan mijn beeld van mijn moeder, is om niet verblind te raken door woede. Mijn moeder is mijn moeder, ik hou van haar. Maar deze liefde wordt overschaduwd en bemoeilijkt door een verschrikkelijke gezinsgeschiedenis waarin ik veel pijn heb geleden – iets waar mijn moeder geen boodschap aan lijkt te hebben. Tijdens het werken aan dit project voer ik constant een gevecht: ik wil de liefde die ik in me draag voor mijn moeder, voorrang geven op de haat, de boosheid en de pijn die zeer hevig zijn; ik wil het gif van de haat geen kans gunnen, hoe verleidelijk dat soms ook is. Ik wil een eerlijk ‘beeld van mijn moeder’ creëren, en ik worstel met de vraag welke beelden haar recht doen.